Eeuwenoude ambachtelijke vangtechniek: nog steeds eigentijds van betekenis
De plek van de vangplaatsen voor houtsnippen, de flouwen zelf en het unieke ambacht van houtsnippenvanger zijn cultuurhistorisch en wetenschappelijk van betekenis. Zij dragen niet alleen bij aan vogelbescherming en natuurbehoud, maar ook door de verzamelde gegevens door bemonstering draagt het bij aan de volksgezondheid.
Waarom nu nog houtsnippen vangen?
Het doel van het vangen was vroeger de consumptie. Tegenwoordig gebeurt dat alleen voor het wetenschappelijk onderzoek. Eenmaal gevangen wordt de houtsnip geringd, er worden diverse maten genomen en het gewicht wordt bepaald. Verder wordt een monster genomen gericht op het voorkomen van griepvirussen. Dit alles levert een bijdrage aan vogelbescherming en natuurbehoud en volksgezondheid. Bovendien wordt hierdoor de ambachtelijke vakkennis actief in stand gehouden en blijft deze beschikbaar voor de toekomst.
Houtsnippen vangen voor de wetenschap
Na het verbod op de houtsnippenvangst met de flouw in 1924 kwam de vangerij in Gaasterland stil te liggen. Deze is hervat toen in 1954 het ringonderzoek begon dat nog steeds plaatsvindt via het Vogeltrekstation Arnhem. Sindsdien wordt er nog maar met één flouw gevangen, in het Rijsterbos, van oktober tot in januari voor zover de weersomstandigheden dit toelaten.
Enkele resultaten
Van 1954 t/m 2006 zijn in het Rijsterbos 844 houtsnippen geringd. Op 1961 na, toen ook nog in januari is gevangen en drie houtsnippen zijn geringd, gebeurde dit in de maanden oktober t/m december. Van de terugmeldingen hebben de meeste betrekking op geschoten exemplaren. Uit de meldingen kan de conclusie worden getrokken, dat de vogels vooral naar het zuiden en naar het westen trekken. Zij zijn aangetroffen in Midden-Frankrijk, West-Frankrijk, Spanje en Engeland De meest zuidelijke melding kwam uit Portugal (1709 km); de meest oostelijke uit de voormalige Sovjet-Unie (1930 km). De herkomstgebieden van de houtsnippen liggen noordelijk en oostelijk van ons land.